Beschrijving
Meer nog dan de vijvers van Neerijse en Oud-Heverlee is het ‘Grootbroek’ hét topgebied, het ‘hart’ van het Dijleland! Vele bezoeken aan de regio starten in Sint-Agatha-Rode of… ze eindigen er! Immers, sedert tientallen jaren ligt er een logboek waarin iedereen zijn waarnemingen, zowel van ter plaatse als van elders in de vallei, kan noteren en waar men dus ook de waarnemingen van anderen kan lezen. Zo werd Sint-Agatha-Rode (of afgekort SAR) zowat het ‘infocentrum’ van de Dijlevallei, zeg maar de verre voorloper van de lokale waarnemingen.be, met info in de zogenaamde SAR-kast, genoemd naar de houten kist waarin het logboek destijds werd opgeborgen. Die SAR-kast was opgehangen in de enige schuilhut van die tijd: een hokje van 3 x 1m in betonplaten met een golfplatendak. Een ‘cadeau’ van de toenmalige eigenaar aan de Franstalige ornithologische vereniging ‘AVES’… misschien ter ‘compensatie’ van de vaak buitensporige jachtdruk die er werd uitgevoerd!?
Ook het waterbeheer was in die tijd een zootje, waarbij de afgeviste vijver werd gevuld met vervuild water uit de Dijle of uit de Marbaise, een afwateringsgracht waar een nabije varkensboer zijn afvalwater in loosde…! Het gevolg was een enorme eutrofiëring van het water, zodat vanaf het einde van de jaren tachtig van vorige eeuw, vrijwel alle watervogels uit het gebied verdwenen en jaarlijks werden vervangen door enkele honderden uitgezette, halftamme ‘Wilde’ eenden ten behoeve van de ‘jacht’… Uiteraard had één en ander ook nefaste gevolgen voor de plantendiversiteit en de diversiteit aan ongewervelden!
Het was dan ook een echte opluchting, voor al wie met het fraaie gebied begaan was, dat de Vlaamse Gemeenschap het gebied enkele jaren geleden kon aankopenen in beheer geven bij het Agentschap voor Natuur en Bos. Op korte tijd is er sindsdien in het gebied al heel wat ten goede gekeerd. Zo werd de bovenvermelde observatiehut door een modern, houten exemplaar vervangen en bovendien kreeg het gebied in de noordwesthoek een prachtige uitkijktoren meteen schitterend uitzicht over de vijver en omgeving.
Maar vooral: er werd ernstig gewerkt aan de kwalitatieve toestand van het domein! En de resultaten laten niet eens zo lang op zich wachten, getuige bijvoorbeeld het vermoedelijke broedgeval van de Woudaap in 2008 en de enorm toegenomen rijkdom aan libellen…
Ook deze vijver met een oppervlakte van ruim 30ha werd kunstmatig aangelegd in de moerassige weiden in de kom van de vallei, even voor de monding van het riviertje de Nethen in de Dijle.
Oorspronkelijk bestond de site uit een viertal vijvers die door smalle dijken van elkaar gescheiden waren. Later werden deze dijkjes weggewerkt en ontstondde huidige grote waterplas met een eilandje, het ‘kruispunt’ van de vroegere dijkjes. De (voorlopige) verbinding met het eiland vanaf de oostelijke dijk werd later opnieuw aangelegd ten behoeve van de jacht.
De vijver vormt het grootste wateroppervlak in de Dijlevallei en oefent daardoor een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op trekvogels die de vallei volgen. Bovendien is hij zeer ondiep en wisselt het waterpeil zodat op slikrandjes ook steltlopers kunnen uitrusten.
Door de werkzaamheden is het gebied al veel opener geworden en kleine vijvertjes werden in verbinding gesteld met de grote vijver. Door het periodiek droogleggen en afvissen blijft de waterkwaliteit op peil en zijn verdwenen gewaande waterplanten terug opgedoken. De hoeveelheid waterriet langs de vijver is de laatste jaren ook al fel toegenomen.
Aan de noordkant bevindt zich een groot lisdoddeveld met ook meer en meer riet. Op enkele plekken staan mooie wilgenstruwelen en nog enkele populierenbosjes. De afscherming naar de Leuvensebaan werd gevormd door een dicht sparrenbos dat nu in fases wordt omgevormd naar inheems loofbos.
Bovendien ligt het reservaat ook vlakbij de uitlopers van Meerdaalwoud en zijn er de bossen van Beaumont en La Hocaille op de oostzijde van de vijver. Dit maakt dat heel wat typische bosvogels ook regelmatig hun opwachting maken.
Kenmerkende soorten
Vogels
Het is wellicht onmogelijk om te bepalen welke de meest kenmerkende soort is voor dit gebied! Uiteraard kan u er vrijwel alle watervogels waarnemen als broedvogel, pleisterend of op doortrek. De populaties wijzigen ook samen met de zich wijzigende omgeving en – zéker niet zonder belang – het volledig wegvallen van de jacht. Zo waren enkele jaren geleden vogels als de Roerdomp en de Grote Zilverreiger ook hier veeleer zeldzaam. Vandaag kan men deze soorten, met een beetje geluk, bij elk bezoek waarnemen.
Voor de Grote zilverreiger is het Grootbroek intussen uitgegroeid tot één van de belangrijkste pleisterplaatsen van België (met een maximumtelling van 41 exemplaren samen!). Hij is nu ook het hele jaar rond een vaste gast geworden.
De Woudaap daarentegen is nog steeds een erg zeldzame gast, maar sinds 2008 ook een potentiële broedvogel. Een andere reigersoort, de Kwak, is hier sinds 2010 ook jaarlijks waar te nemen en Purperreigers strijken hier af en toe neer en blijven even pleisteren.
Qua broedplaats voor eenden overstijgt het Grootbroek ver het regionale belang: op de topmomenten kunnen tot 200 pulli van de Tafeleend, Kuifeend, Krakeenden Wilde eend tezamen geteld worden!
Door de nabijheid van grote boscomplexen zingen er de Wielewaal en de Zomertortel, al lijken ze ook hier een sterke terugval te kennen en niet meer jaarlijks te broeden. Daarnaast is een overvliegende Zwarte Specht of Havik niet echt zeldzaam. De kijktoren is ook één van de beste plekken van de regio om de spectaculaire vlinderbalts van de Wespendief waar te nemen. In de lente zijn er uiteraard de ochtendkoren van Kleine Karekiet, Cetti’s zanger, Bosrietzanger, Grasmus, Zwartkop, Tuinfluiter, Tjiftjaf en Sprinkhaanzanger te beluisteren terwijl de Waterral de maat slaat! De Rietzanger is enkel een doortrekker en de Blauwborst is er héél schaars (1 à 2 zp.).
De Visarend is een graag geziene gast tijdens de trekperiode en kan dan vaak vissend waargenomen worden. Ook een speciale vermelding verdienen de Boomvalken: tijdens de trekperiode (en vaak ook een groot deel van de zomer) kunnen soms tot 13 van deze sierlijke valkjes samen jagend gezien worden boven de plas. Ook voor alle soorten zwaluwen zijn de insecten boven het gebied een levensbelangrijke voedselbron tijdens de trek.
Andere vaste doortrekkers zijn: Geoorde fuut, Dwergmeeuw, Zwarte stern, Witwangstern (de laatste jaren), Purperreiger, Zwarte ooievaar, Rode en Zwarte wouw, Bruine kiekendief, Lepelaar (de laatste jaren) en Porseleinhoen. Zeldzamer zijn Buidelmees, Baardmannetje en Kleine zilverreiger. Als er slik ligt, lassen ook heel wat steltlopers een stop in. Vaak zijn dit Groenpootruiters, Zwarte ruiters, Watersnippen, Kemphanen, Bonte strandlopers, Kleine plevier, Bosruiter, Witgat, Oeverloper, Tureluur, Wulp en Regenwulp. Zeldzamere soorten zijn onder meer: Bontbekplevier, Kanoet, Drieteenstrandloper, Krombekstrandloper, Kleine strandloper, Kluut, Wulp en Grutto. Ook de najaarsconcentraties van Zomertalingen zijn erg de moeite en kunnen oplopen tot meer dan 20 exemplaren.
Tijdens de winter worden de laatste jaren (na meer dan 20 jaar afwezigheid) terug Kleine zwanen gezien. Ook Brilduikers, Nonnetjes en Grote zaagbekken zijn vaak voor kortere tot langere tijd wintergasten.
In het winterhalfjaar verzamelen zich ’s avonds honderden meeuwen op de grote plas. Deze dieren zoeken overdag hun kostje bijeen op storten in Wallonië. Kokmeeuw en Zilvermeeuw zijn veruit het talrijkst. Van deze laatste treffen we ook regelmatig de Scandinavische Zilvermeeuw aan, met een iets donkere mantel en meer wit in de vleugelpunten. Andere vaste klanten op het meeuwenappèl zijn Stormmeeuw en Kleine mantelmeeuw. Ook de Pontische meeuw is een regelmatige wintergast en zelfs af en toe een Geelpootmeeuw, al is een zekere herkenning van deze soorten niet altijd even vanzelfsprekend.
De uitdaging voor de vogelkijker ligt echter in het vinden van een schaarse of zeldzame meeuwensoort, die zich in het zog van de grote meeuwenmassa tot in het binnenland heeft laten meevoeren. Grote Burgemeester, Kleine Burgemeester en Vorkstaartmeeuw vormen het kruim der meeuwensoorten die op deze wijze ooit in het Grootbroek beland zijn. Veelal zal de speurende vogelkijker zich tevreden moeten stellen met winterwaarnemingen van een enkele Zwartkopmeeuw, Dwergmeeuw, Drieteenmeeuw of Grote mantelmeeuw.
Zangvogels zijn ’s winters uiteraard minder prominent aanwezig dan in de andere seizoenen. Het Grootbroek is een van de beste locaties om slaaptrek van de Waterpieper waar te nemen. Bij valavond kan je vanuit de kijktoren deze vogels zien invallen in de rietvegetatie Andere zangvogels die regelmatig in het Grootbroek opduiken zijn Sijs, Kruisbek en Goudvink.
Door de jaren heen zijn op deze vijver al de meest uiteenlopende dwaalgasten gezien. Als meest tot de verbeelding sprekende soorten vermelden we de Zeearend (reeds meermaals pleisterend in de winter), de Slangenarend (al meermaals op doortrek), Reuzenstern, Vorkstaartmeeuw, Drieteenmeeuw, Steltkluut, Rosse franjepoot, Zwarte ibis en Alpengierzwaluw.
Andere
Libellen
De actuele kennis over libellenfauna van het Grootbroek is – mede dankzij een grondige inventarisatie die plaatsvond in 2007 – vrij volledig (Fluyt en Menten, 2007). In het gebied werden recent 30 soorten aangetroffen, waarmee het Grootbroek de kroon spant als soortenrijkst libellengebied van het Dijleland. De diversiteit aan waterpartijen en het gevoerde beheer (bijv. het creëren van pionierssituaties door het periodiek droogleggen van de vijvers) is niet vreemd aan deze soortenrijkdom.
Onder de ecologisch interessante soorten van het Grootbroek vinden we Weidebeekjuffer, Bruine Winterjuffer, Tengere grasjuffer, Bruine Korenbout, Smaragdlibel en Glassnijder. Een ander deel van de huidige soortenrijkdom wordt gevormd door libellen wiens verspreidingsgebied tot voor kort een stuk zuidelijker lag. Hiertoe behoren Kleine Roodoogjuffer, Vuurlibel, Zwervende Heidelibel en Zuidelijke Keizerlibel (3 waarnemingsdagen in 2007 en 1 in 2009).Uitzonderlijk was de eenmalige vondst van een mannetje Gaffelwaterjuffer in juni 2007.
Een overzicht van de libellensoorten, vlinders, zweefvliegen en andere ongewervelden is terug te vinden in dit rapport (Fluyt en Menten, 2007). Doordat het omwille van verstoringsredenen niet toegelaten is om de dijken vlak langs de vijver te betreden, zijn een verrekijker -en eventueel een telescoop- zeer nuttig voor het waarnemen van libellen en juffers in het gebied. Vooral het soortenrijke plasje vlak naast de kijktoren kan zo prachtig afgespeurd worden op zoek naar alle bijzondere soorten die er voorkomen. Ditzelfde vijvertje is trouwens een van de geliefkoosde plekken voor de Ijsvogel om een visje te verschalken. Nergens in de vallei laten ze zich daarbij zo mooi bekijken als hier.
Vlinders
Een inventarisatie in 2007 van de dagvlinderfauna in het Grootbroek leverde 18 soorten op. Buiten een eenmalige waarneming van de Kleine ijsvogelvlinder, betreffen dit allemaal algemene vlindersoorten: Kleine vos, Oranjetipje, Landkaartje, Boomblauwtje, Citroenvlinder, Dagpauwoog , Bruin zandoogje, Grootdikkopje, Koninginnepage, Bont zandoogje, Groot koolwitje, Klein geaderd witje, Klein koolwitje, Gehakkelde aurelia, Icarusblauwtje, Atalanta en Distelvlinder. Recent doken ook nog soorten als Bruin blauwtje en Boswitje (1 waarneming in 2010) op.
Zoogdieren
Een andere trekpleister vormt uiteraard de lokale Beverfamilie (er zitten in het gebied eigenlijk een stuk of drie families) die vlak bij de toren vaak goed waar te nemen is. Daarnaast kan men met enig geluk ook Hermelijn, Vos en Bunzing (deze laatste is niet echt typisch) waarnemen tijdens hun jachtpartijen op de vijverdijken. Ook Reeën, verschillende vleermuissoorten en recent zelfs Everzwijnen komen in het gebied voor.
Amfibieën
Als uitgesproken vijver- en moerasgebied, vormt het Grootbroek uiteraard ook een geschikt habitat voor een aantal amfibieënsoorten. Alhoewel er geen recent inventarisatieonderzoek heeft plaatsgevonden, kunnen we ons aan de hand van vele losse waarnemingsgegevens, een min of meer compleet beeld vormen van de aanwezige amfibieënfauna in het Grootbroek. De salamanders zijn er vertegenwoordigd door de Kleine watersalamander en allicht ook de Alpenwatersalamander. In het vroege voorjaar zijn de Gewone pad en de Bruine kikker als eerste actief. De aanwezigheid van één amfibieënsoort in het Grootbroek, haalde zelfs ooit het vragenuurtje van het Vlaamse parlement: de Brulkikker of Stierkikker. Deze van oorsprong Noord-Amerikaanse soort werd voor het eerst opgemerkt in het jaar 2000. Vier jaar later werden 4 roepende exemplaren opgemerkt en in 2006 werd ook voortplanting vastgesteld. Vanwege hun reputatie als regelrechte slokkoppen, kunnen deze exoten een bedreiging vormen voor de inheemse amfibieënsoorten. Het indijken, laat staan uitroeien van deze populatie, blijkt echter moeilijk haalbaar en het ziet er naar uit dat we deze definitief aan het lijstje van ingeburgerde exoten mogen toevoegen. Brulkikkers kunnen soms zonnend op een oever waargenomen worden, maar ze vallen vooral op door de paarroep, een laag grommend ‘whrummm’, die vooral op warme avonden te horen valt en wel eens met de misthoorn van de Roerdomp wordt verward.
Tenslotte vinden we in het gebied twee vertegenwoordigers terug van het zogenaamde ‘groene kikkercomplex’: de Middelste Groene kikker en de Meerkikker. Het is vooral deze laatste die op zomerse dagen voor oorverdovende kikkerconcerten zorgt en voor natuurminnende bezoeker van het gebied het ultieme “moerasgevoel” oproept. Tenslotte vermelden we hier ook de exotische Roodwangschildpad, waarvan er een aantal gedumpte exemplaren rondzwemmen.
Bereikbaarheid
Een grote parking is beschikbaar voor de bezoeker langs oostkant van de Leuvensebaan (Huldenberg). Goed opletten want de oprit van de parking is niet aangegeven en het brugje over de sloot valt ook niet op.
Kris van Scharen en Frederik Fluyt